De rol van patiënten binnen hun eigen zorgtraject wordt steeds groter. Er heeft zich de afgelopen jaren een sterke trend ontwikkeld naar meer gezamenlijke besluitvorming, oftewel ‘shared decision making’. Gezamenlijke besluitvorming is een aanpak waarbij zorgverleners en patiënten samen beslissingen nemen op basis van gedeelde informatie en het beste beschikbare bewijs. De patiënt wordt daarbij verschillende opties voorgelegd, zodat hij of zij in samenspraak met de zorgverlener een weloverwogen keuze kan maken.
Gezamenlijke besluitvorming kan ervoor zorgen dat patiënten meer kennis opbouwen over de medicatie die ze gebruiken en kan de tevredenheid van patiënten over hun behandeling verhogen. Niet alleen artsen maar ook verpleegkundigen kunnen een belangrijke rol spelen bij gezamenlijke besluitvorming in de oncologiezorg. Zo zijn oncologieverpleegkundigen betrokken bij het managen van de bijwerkingen van een behandeling, bij het ondersteunen van zelfmanagement van geneesmiddelen door patiënten, bij het informeren van patiënten over hun medicijnen, het veilige en correcte gebruik van hun medicamenten en de coördinatie van de zorg.
In de oncologiezorg kan gezamenlijke besluitvorming tussen patiënt en verpleegkundige bijvoorbeeld van pas komen bij het omgaan met bijwerkingen, in geval van problemen bij zelfmanagement van geneesmiddelen of bij gebrek aan medicamenteuze therapietrouw. Ook wanneer de patiënt zich naar een palliatieve zorgsetting beweegt, is het van groot belang extra aandacht te hebben voor de waarden en voorkeuren van de patiënt en moeten beslissingen in samenspraak met de patiënt gemaakt worden. Zorgverleners kunnen het uitdagend vinden om patiënten op een goede manier te betrekken bij dit soort keuzes.
Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar gezamenlijke besluitvorming tussen patiënt en arts, ontbreken studies naar gezamenlijke besluitvorming tussen verpleegkundigen en hun patiënten. Recentelijk zijn de resultaten van een Belgische studie naar gezamenlijke besluitvorming tussen patiënten en verpleegkundigen over medicatiegebruik in de oncologiesetting gepubliceerd in European Journal of Oncology Nursing. Het onderzoek werd uitgevoerd door Laura Mortelmans, PhD-student aan het Departement Verpleegkunde en Vroedkunde van de Universiteit Antwerpen. In dit interview licht zij het onderzoek en de resultaten verder toe.
Wat was de aanleiding voor het opzetten van deze studie?
“Deze studie is onderdeel van mijn doctoraatonderzoek naar medicatie in eigen beheer van patiënten. Patiënt-gecentreerde zorg, ‘patient empowerment’ en zelfmanagement worden steeds meer aangemoedigd in de huidige gezondheidszorgsystemen. Hierdoor zien we een verschuiving van situaties waarin zorgverleners beslissingen nemen voor de patiënt naar de nood aan een grotere betrokkenheid van de patiënt bij beslissingen over behandeling en zorg. Er is dus meer nood aan gedeelde besluitvorming ontstaan. We hebben gemerkt dat er al heel wat onderzoek beschikbaar is met betrekking tot gedeelde besluitvorming, maar deze onderzoeken zijn zelden toegespitst op goed gebruik van geneesmiddelen en focussen bovendien voornamelijk op gedeelde besluitvorming tussen arts en patiënt. Over gezamenlijke besluitvorming tussen verpleegkundigen en hun patiënten is minder bekend, hoewel we een belangrijke rol weggelegd zien voor verpleegkundigen omdat ze frequent contact hebben met de patiënt. Op basis van de bestaande onderzoeken was het voor ons niet duidelijk wat de visies, ervaringen en rolpercepties zijn van zowel verpleegkundigen als patiënten bij die gedeelde besluitvorming. Daarbij waren wij specifiek benieuwd naar gedeelde besluitvorming ter ondersteuning van de patiënt bij goed medicatiegebruik. Het gebrek aan informatie hierover was de aanleiding voor ons onderzoek.”
Hoe is de studie uitgevoerd?
“De studie werd uitgevoerd op een afdeling oncologie van een algemeen ziekenhuis in Vlaanderen. Omdat we geïnteresseerd waren in de visie en ervaringen van patiënten en verpleegkundigen was het voor ons belangrijk om met hen in gesprek te gaan. In eerste instantie hebben we één-op-één interviews uitgevoerd met patiënten. Daarbij hebben we getracht om een evenwicht te creëren tussen patiënten die zich in de behandelfase bevonden en patiënten die zich in de palliatieve fase bevonden. Op die manier hoopten we een breder scala aan inzichten en ervaringen te bekomen. Aanvullend hebben we een groepsinterview uitgevoerd met de verpleegkundigen op de oncologieafdeling. Hier hebben we voor een groepsinterview gekozen omdat we de discussie tussen de verpleegkundigen op gang wilden brengen. We wilden het uiten van gelijke en tegenstrijdige meningen tussen de verpleegkundigen zo veel mogelijk aanmoedigen. Voorafgaand aan het groepsinterview hebben we gedeelde besluitvorming over medicatie geobserveerd in de klinische praktijk. Elke verpleegkundige op de afdeling werd gedurende een shift gevolgd en aan de hand van een observatieschaal werd gekeken in welke mate er bepaalde gedragingen van gedeelde besluitvorming aanwezig waren in hun zorgverlening. De resultaten van deze observaties werden gebruikt om de discussie tussen de verpleegkundigen in het groepsinterview aan te moedigen.”
Wat waren de resultaten?
“We hebben zeven patiënten geïnterviewd, negen verpleegkundigen geobserveerd en uiteindelijk hebben zes van deze verpleegkundigen deelgenomen aan het groepsinterview. Op basis van de interviews hebben we uiteindelijk zes belangrijke thema’s kunnen onderscheiden met betrekking tot die gedeelde besluitvorming:
De gezondheidsstatus van de patiënt is bijvoorbeeld erg belangrijk gebleken in de gedeelde besluitvorming. Wanneer patiënten symptomen ervaren zoals misselijkheid en vermoeidheid of hele sterke emoties voelen, voelen zij zich minder bereid of in staat om deel te nemen in beslissingen omtrent medicatie. Het is bovendien belangrijk dat bij de patiënt zelf wordt afgetoetst of diegene betrokken wil worden in beslissingen. We hebben in onze gesprekken gemerkt dat niet elke patiënt betrokken wil worden en dat sommige patiënten echt vertrouwen op de (beslissing van) de zorgverlener. Daarom moet op regelmatige basis bevraagd worden of een patiënt mee wil beslissen, zeker op cruciale momenten, zoals wanneer het medicatieschema gewijzigd wordt of wanneer een medicamenteuze behandeling gestart of juist gestopt wordt.”
Hoe zien patiënten de rol van de verpleegkundige in de gezamenlijke besluitvorming?
“Uit de interviews met de patiënten is naar voren gekomen dat zij de verpleegkundige vooral zien als een persoon die hun belangen kan behartigen, informatie kan doorspelen naar de arts en de patiënt kan informeren over medicatie. Ze zien verpleegkundigen niet zozeer als de persoon die samen met hen beslissingen gaat maken over medicatie. Dat vinden ze meer de rol van de arts. In de interviews met zowel patiënten als verpleegkundigen hebben we gemerkt dat zij beide een eenzijdige benadering hadden ten aanzien van gedeelde besluitvorming over medicatie. Daarbij dachten ze voornamelijk aan het nemen van beslissingen rond de keuze van een geneesmiddel, terwijl er uiteraard nog andere domeinen zijn in de farmaceutische zorg waar verpleegkundigen wel samen beslissingen kunnen nemen met patiënten. Denk hierbij aan beslissingen in de ondersteuning van patiënten bij medicatie zelfmanagement en therapietrouw. Als een patiënt bijvoorbeeld aangeeft dat hij regelmatig vergeet om zijn geneesmiddelen in te nemen, kunnen verpleegkundigen op basis van hun expertise en ervaring de patiënt informeren over verschillende mogelijkheden om hiermee om te gaan. Bijvoorbeeld door ze te adviseren over het gebruik van een pillendoos, een alarm of de geneesmiddeleninname te koppelen aan terugkerende momenten in de dag. Het in gesprek gaan met de patiënt en beslissingen nemen over praktische zaken in domeinen als medicatiezelfmanagement en therapietrouw is iets wat een verpleegkundige zeker op zich zou kunnen nemen. Daarnaast kunnen verpleegkundigen binnen hun rol als belangenbehartiger regelmatig de voorkeuren, wensen, problemen en vragen met betrekking tot medicatiegebruik of –beheer bevragen bij patiënten. Ook de wens om betrokken te worden bij beslissingen rond medicatie(gebruik) kunnen zij aftoetsen bij de patiënt. Verpleegkundigen kunnen deze informatie nadien delen met de arts en op die manier het besluitvormingsproces tussen patiënt en arts faciliteren en ondersteunen. Meerdere zorgverleners kunnen dus belangrijk zijn en een bijdrage leveren aan het proces van gedeelde besluitvorming met de patiënt.”
Welke barrières ervaren verpleegkundigen bij de gezamenlijke besluitvorming?
“Niet alleen bij patiënten kan hun gemoedstoestand de bereidheid tot gezamenlijke besluitvorming verlagen, maar ook de verpleegkundigen geven aan dat ze soms mentaal moe zijn en daardoor minder aandacht hebben voor gezamenlijke besluitvorming. Daarnaast missen de verpleegkundigen naar hun eigen inzicht medicatiekennis. Daardoor voelen zij zich niet comfortabel om beslissingen te maken over welke medicijnen een patiënt het best kan gebruiken. Ze geven aan dat medicatie en farmacologie maar beperkt aan bod komt in het verpleegkundig onderwijs, waardoor zij zich minder expert voelen in het geval van keuzes over geneesmiddelen. Ook gaven de verpleegkundigen aan dat de interpersoonlijke relatie tussen patiënt en verpleegkundige een barrière kan vormen voor gezamenlijke besluitvorming. Zowel verpleegkundigen als patiënten geven aan dat het makkelijker is om samen een beslissing te nemen wanneer ze onderling een vertrouwensband hebben opgebouwd. Wanneer ze elkaar beter kennen, voelen ze elkaar beter aan en kunnen ze beter samenwerken in die besluitvorming. Tot slot is de tijdsdruk waar verpleegkundigen mee te maken hebben een barrière. Ook de patiënten merken op dat verpleegkundigen het al zo druk hebben met hun gebruikelijke taken, dat zij nog weinig aandacht kunnen besteden aan het in gesprek gaan met de patiënt, laat staan het samen nemen van beslissingen. De verpleegkundigen bevestigden dat.”
Welke conclusie kan worden getrokken uit de studie?
“Volgens verpleegkundigen en patiënten wordt gedeelde besluitvorming momenteel nog maar beperkt toegepast in de praktijk. Verschillende barrières blijken hier aan de basis te liggen. Daarentegen heeft ons onderzoek ook aangetoond dat patiënten de bijdrage van verpleegkundigen in het proces van gedeelde besluitvorming over medicatie zeker waardevol vinden. Patiënten zien verpleegkundigen als sleutelfiguur vanwege hun informatieve, ondersteunende en pleitbezorgende rol in de zorg. In dit onderzoek zagen deelnemers gedeelde besluitvorming echter uitsluitend in de context van het voorschrijven van geneesmiddelen en omgaan met bijwerkingen. Aanvullend onderzoek naar gedeelde besluitvorming in andere domeinen van farmaceutische zorg is dus nodig.”
Bron