Hoofd- en halskanker is goed voor ongeveer vier procent van alle kankers in België. Het gaat hier dus om zeldzame aandoeningen, al is het wel de vierde meest voorkomende kanker bij mannen (na prostaat-, long- en darmkanker) en de negende meest voorkomende kanker bij vrouwen. Jaarlijks krijgen zo’n 2.500 Belgen de diagnose hoofd-halskanker te horen.
Hoofd-halskanker bemoeilijkt essentiële functies zoals spreken, slikken en ademen, waardoor patiënten ernstig gehinderd worden in hun dagelijks leven. De voornaamste oorzaken van deze kanker zijn het overmatig gebruik van tabak en alcohol, die rechtstreeks in contact komen met de slijmvliezen van de mond- en keelholte, waardoor irritatie ontstaat en kanker kan worden veroorzaakt. Daarnaast is een besmetting met het humaan papillomavirus (HPV) een gekende risicofactor.
In de strijd tegen kanker is vroege detectie cruciaal. Helaas wordt bij de meeste hoofd-halskankerpatiënten de diagnose pas gesteld wanneer de tumor zich al heeft verspreid, wat de behandeling aanzienlijk bemoeilijkt. Hoewel chemotherapie aanvankelijk werd ingezet als behandeling, bracht deze methode weinig verlichting en ging gepaard met ernstige bijwerkingen.
Een belangrijke doorbraak kwam met immunotherapie, een techniek die het immuunsysteem van de patiënt versterkt om kankercellen beter te bestrijden. Deze behandeling richt zich specifieker op de tumor en veroorzaakt minder schade, waardoor patiënten minder bijwerkingen ervaren. Echter, hoofd-halskankercellen zijn vaak nog steeds in staat deze behandeling te omzeilen, en daarom is voortdurend onderzoek naar nieuwe behandelingsstrategieën van essentieel belang.
Het menselijk immuunsysteem fungeert als een natuurlijke barrière tegen schadelijke indringers, inclusief kankercellen. Bij kankerpatiënten is de zogenaamde ‘kanker-immuniteitscyclus’ verstoord, waardoor kankercellen zich ongehinderd kunnen vermenigvuldigen. Innovatieve therapieën die deze cyclus kunnen stimuleren, bieden nieuwe perspectieven. Een veelbelovende strategie is het induceren van ‘immunogene celdood’ bij kankercellen, waarbij stervende cellen alarmsignalen afgeven die worden opgepikt door het immuunsysteem.
Niet-thermisch plasma, een reactief gas vergelijkbaar met de specifieke inslag van bliksem, heeft de potentie om deze immunogene celdood te veroorzaken. Door extreme stress in de tumorcellen te veroorzaken, worden meer alarmsignalen vrijgegeven, waardoor immuuncellen worden gestimuleerd om resterende tumorcellen aan te vallen.
Bauwens meent dat het onderzoek veelbelovende resultaten heeft opgeleverd. Kankercellen behandeld met niet-thermisch plasma in combinatie met bestaande therapieën gaven aanzienlijk meer alarmsignalen af. Dit wijst op een potentieel krachtigere reactie van het immuunsysteem, wat suggereert dat deze combinatietherapie effectiever kan zijn bij de behandeling van hoofd-halskanker. Hoewel deze bevindingen uit het laboratorium veelbelovend zijn, is verdere klinische testing op proefdieren noodzakelijk alvorens deze nieuwe behandelmethode op patiënten toe te passen.
Onderzoeksgroepen aan de Universiteit van Antwerpen, CORE en PLASMANT, werken nauw samen met chirurgen van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen om expertise te delen en een efficiënte wisselwerking tussen laboratorium en kliniek te bewerkstelligen. De veelbelovende bevindingen kunnen leiden tot een verbeterde en minder belastende behandeling voor hoofd-hals kankerpatiënten. Bovendien openen deze ontdekkingen mogelijk deuren voor andere kankertypes.
Referentie