Door het radioactieve karakter van PRRT is de urine van de patiënt nog 24 uur radioactief en moet het middels een speciale toilet gefilterd worden. De radionuclidenkamers in het UZA hebben zo een toilet en loden muren, waardoor patiënten na hun behandeling op een veilige wijze het radioactieve materiaal kwijt kunnen raken. Op dit moment worden in het UZA alleen patiënten met neuro-endocriene tumoren (NET) behandeld met PRRT.
Waarom was er in het UZA behoefte aan de komst van radionuclidenkamers?
“Bij sommige patiënten werken de huidige therapieën niet goed genoeg. Voor die patiënten zou PRRT een betere behandeling kunnen zijn. In een multidisciplinair oncologisch consult (MOC) wordt onder andere met oncologen en nucleairisten besproken welke patiënten in aanmerking komen voor de therapie. Vervolgens wordt de patiënt ingelicht en krijgen ze tijd om erover na te denken.” “De therapie maakt patiënten vaak heel angstig. Na de eerste behandeling vertellen ze soms dat ze de behandeling zich heel anders hadden voorgesteld, waardoor het uiteindelijk meeviel. PRRT werd al in een aantal Belgische ziekenhuizen gedaan, zoals in het UZ Leuven en Institut Jules Bordet, maar het gebruikte product moest daarbij door het ziekenhuis zelf geproduceerd worden. Omdat de therapie onlangs is gecommercialiseerd door de fabrikant kunnen ziekenhuizen nu het kant-en-klare product ontvangen. Hierdoor konden we na het openen van de radionuclidenkamers ook in het UZA de PRRT uitvoeren. Daarnaast wordt de behandeling nu ook volledig betaald door de mutaliteit, wat gezien de prijs van €19.000 per behandeling een groot verschil maakt voor de patiënt.”
Hoe heeft de komst van de radionuclidenkamers het werk van de betrokken verpleegkundigen veranderd?
“Ik werk zelf als verpleegkundige op de afdeling nucleaire geneeskunde en werk voor de PRRT veel samen met oncologieverpleegkundigen. De verpleegkundigen van de nucleaire geneeskunde hebben een andere achtergrond dan de oncologieverpleegkundigen en zijn verantwoordelijk voor de toediening van de therapie. De oncologieverpleegkundigen zorgen voor de patiënten nadat ze PRRT hebben ondergaan. Daarvoor hebben ze een interne opleiding gevolgd, gegeven door een stralingsexpert van de preventiedienst. Tijdens deze opleiding leren ze hoe ze om moeten gaan met de patiënten en vooral hun radioactieve urine.”
“In het begin waren de oncologieverpleegkundigen een beetje angstig over het werk in de radionuclidenkamers, omdat ze niet gewend waren om met radioactiviteit om te gaan. Gaandeweg zijn ze het minder erg gaan vinden en nu weten ze dat er eigenlijk niks kan gebeuren. Daardoor vinden ze het niet meer zo eng om de radionuclidenkamers te betreden. De oncologieverpleegkundigen weten daarnaast dat ze altijd een beroep kunnen doen op ons en de artsen als er iets is, waarna wij direct komen helpen of uitleg kunnen geven.”
“Het woord radioactief is voor veel mensen angstaanjagend, maar dat is niet nodig. Het woord radioactiviteit doet mensen meteen denken aan Tsjernobyl en Fukushima en dergelijke. Doordat patiënten na hun behandeling in quarantaine worden geplaatst en veel moeten drinken, wordt de radioactiviteit snel uitgescheiden. Voordat de patiënten het ziekenhuis verlaten, wordt gemeten hoeveel ze nog stralen op 1 meter afstand. Pas wanneer dat beneden een bepaald niveau gezakt is (<20 microSv/h) mogen ze de kamer verlaten. In België volgen we de richtlijnen van het Federale Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC), welke een stuk strenger zijn dan die in de ons omringende landen waar patiënten vaak nog dezelfde dag naar huis mogen. Voor de PRRT werken we met een groot team van verpleegkundigen, artsen, fysische en techniekers heel nauw samen. Doordat we een goed team vormen kunnen eventuele problemen direct worden besproken en opgelost.”
De hechte samenwerking binnen het PRRT-team vormt een geruststelling voor de betrokken oncologieverpleegkundigen. “We helpen elkaar en ik ben bijvoorbeeld ook heel aanspreekbaar. De oncologieverpleegkundigen krijgen daardoor het gevoel dat ze niet bang hoeven te zijn. Het is erg belangrijk dat er onderling de mogelijkheid bestaat tot het uitwisselen van informatie, bijvoorbeeld wanneer mensen vragen hebben. Het hele team heeft dan ook bijscholing gehad voor het werken met de radionuclidenkamers: van medewerkers in de logistiek tot collega’s die de poets doen. Dat is ook belangrijk. Je wilt niet iemand vergeten in het hele systeem, want er zijn meer mensen betrokken dan enkel een dokter en een verpleegkundige. Iedereen die ook maar mogelijk in aanraking komt met de PRRT-patiënten moet uitgebreid worden geïnformeerd.”
“Ons oncologische team is super en bestaat uit veel jonge mensen die echt open staan om bij te leren. In de zorg en verpleging moet je sowieso constant bijleren, omdat de zorg altijd verandert. Niemand was tegen de interne opleiding, je moet nou eenmaal weten waar je mee bezig bent wanneer je zorg levert. De verpleegkundigen op de nucleaire opleiding krijgen een cursus radioprotectie plus een extra opleiding voor het leveren van nucleaire zorg. De oncologieverpleegkundigen hoeven alleen het deel radioprotectie te volgen.”
Hoewel de oncologieverpleegkundigen open stonden voor de nieuwe opleiding, mag niet iedereen met de PRRT-patiënten werken. “Zwangerschap is uit den boze. Dat is ook bij bepaalde chemotherapieën het geval: zwangere verpleegkundigen of artsen mogen niet bij die behandeling aanwezig zijn.”
Welke speciale procedures moeten gevolgd worden bij het werk in de radionuclidenkamers?
“Wanneer de verpleegkundigen iets komen binnenbrengen bij de patiënt in de radionuclidenkamer moeten ze overschoenen, twee paar handschoenen en een overschort dragen. Na het verlaten van de kamer moeten de verpleegkundigen hun handen en voeten meten met een dosimeter. Deze machine meet of je met radioactiviteit gecontamineerd bent of niet. De nucleaire verpleegkundigen dragen ook een ring-dosimeter om hun vinger zodat de radioactiviteitsdosis op de hand bijgehouden wordt. Dat is vooral belangrijk bij de toediening van de PRRT.”
Ook voor de patiënten gelden speciale procedures. “De patiënt draagt een pyjama van het ziekenhuis, een pamperbroekje en antislip kousen. De kleding van de patiënt ligt tijdens het verblijf in de radionuclidenkamer in een speciale locker, welke pas geopend wordt nadat de patiënt nagemeten is en naar huis mag. De gebruikte pyjama wordt bewaard en na enige tijd nagemeten door de stralingsfysicus, waarna het in het gewone verwerkingscircuit terecht komt. Het speciale toilet in de radionuclidenkamer bevat een filter waarmee de radioactieve stoffen gescheiden worden van de rest van het afval. Het filter wordt ook bewaard en pas weggegooid wanneer uit de nameting blijkt dat het niet schadelijk meer is. Niet iedereen mag zomaar de nametingen uitvoeren. Daarvoor is een opleiding door en toestemming van onze stralingsfysicus nodig.”
Na het ontslag uit het ziekenhuis moeten patiënten nog een periode informatie over de ondergane PRRT-behandeling bij zich dragen. Cauchie vertelt: “Als de patiënten weggaan, krijgen ze een kaartje dat ze 33 dagen bij hun identiteitskaart moeten bewaren. Het kaartje bevat informatie over de ondergane PRRT-behandeling. Mocht er iets met de patiënt gebeuren, bijvoorbeeld als ze een been breken, dan zijn de medewerkers op de spoedeisende hulp geïnformeerd over hun eerdere behandeling.”
Hoe ervaren de patiënten hun verblijf in de radionuclidenkamers?
“De kamers bevinden zich op het einde van de gang en kijken naar buiten. De ramen kunnen open dus de patiënten krijgen daardoor toch wat frisse lucht. Daarnaast is er een verduisteringsgordijn aan de buitenzijde en een gordijn dat ’s nachts naar beneden kan. Daardoor wordt het verblijf als aangenaam ervaren.”
Toch is het verblijf spannend voor patiënten, vooral de eerste keer. Cauchie vertelt: “De eerste keer dat de patiënten bij ons komen voor hun behandeling zijn ze heel angstig, maar ook hoopvol. De patiënten weten namelijk dat ze uitbehandeld zijn als de PRRT niet aanslaat. Daardoor zijn ze superblij dat ze nog een kans krijgen om de ziekte af te remmen. In totaal komen ze vier keer voor een behandeling met telkens 8 weken tussen. Naarmate ze vaker komen, leren ze ons kennen en zijn ze blij om ons te zien. We ontwikkelen gedurende het behandelingstraject een goede band met onze patiënten. Tot nu toe hebben we 11 patiënten behandeld, waarbij het steeds een blij weerzien was. Je maakt toch mee wat zij meemaken doordat je bij ze aan het bed staat.”
Ook de behandeling zelf wordt als positief ervaren. “Het probleem bij onze patiënten is dat ze al vaak chemotherapie hebben gehad, waardoor hun vaten een beetje stuk zijn. Daarnaast is er een angst om geprikt te worden ontstaan tijdens de chemotherapie. Het is dus belangrijk dat een ervaren verpleegkundige de patiënten prikt. De therapie zelf wordt als goed ervaren, wellicht iets beter dan chemotherapie omdat de bijwerkingen wat minder hevig zijn. We hebben bij sommige patiënten al spectaculaire resultaten gezien, dus dat is hoopvol.”
Hoe ziet de toekomst van de radionuclidenkamers in het UZA eruit?
“De patiënten die we tot nu behandeld hebben waren allemaal nog vrij fit en grotendeels zelfstandig. Ze hadden geen hulp nodig voor de dagelijkse verzorging en het gebruik van het speciale toilet hadden ze snel onder de knie. Al de maaltijden worden in wegwerpmateriaal geserveerd en de patiënt moet zelf alles nadien in een afvalcontainer doen. Hierdoor is de frequentie waarmee de oncologieverpleegkundige de radionuclidenkamer moet betreden beperkt. Binnenkort gaan we beginnen met het behandelen van patiënten met prostaatkanker. Over het algemeen zijn deze patiënten ouder dan de huidige NET patiënten. Daarnaast hebben mannen met prostaatkanker vaak plasproblemen, waardoor ze meer hulpbehoevend zijn. Hoewel we er nu nog geen ervaring mee hebben, kan ik me voorstellen dat hierdoor een andere aanpak nodig zal zijn vanuit de verpleegkundigen.”
Er worden steeds meer PRRT-centra opgestart in België. “Wij krijgen veel aanvragen van andere Belgische verpleegkundigen om het PRRT-proces bij ons te komen volgen. Het is één ding om over de behandeling te lezen, maar heel iets anders om het met eigen ogen te zien. Omdat wij in het UZA nu iets meer ervaring hebben met de PRRT en het gebruik van de radionuclidenkamers, bieden wij de mogelijkheid aan anderen om bij ons op bezoek te komen en te leren over de behandeling.”